Uithollen
I. (holde uit, heeft uitgehold), hol maken, het binnenste wegnemen uit: een boomstam uithollen; de termieten hebben het hout van binnen (eig. is dit pleonastisch) uitgehold; — ook fig., b.v. van macht, van een staat gezegd waaruit de innerlijke steun en stevigheid weggenomen wordt. II. (holde uit, heeft en is uitgehold),...