Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Binnenste

betekenis & definitie

o., het meest naar binnen gelegen deel: ’t binnenste van een appel; — iem.’s binnenste, zijn gemoed, hart, geweten: het binnenste buiten keren, het inwendige naar buiten brengen; oneig.: alles overhoop halen; (ook) het geheel verkeerd voorstellen.

< >