(tikkelde, heeft getikkeld).
1. herhaaldelijk een zwak, doch duidelijk hoorbaar, kortdurend geluid voortbrengen: tikkelend spat in zware druppelen de dauw van ’t blad;
2. herhaaldelijk een betrekkelijk lichte slag geven: hij tikkelde zijn pijp tegen het parelmoeren asbakje;
3. herhaaldelijk aanraken.