Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hoorbaar

betekenis & definitie

bn. bw., te horen, gehoord kunnen worden: het kloppen van zijn hart was hoorbaar; het geluid was nauw hoorbaar ; — hij is niet hoorbaar, hij leest of spreekt niet duidelijk genoeg om verstaan te worden; — (bw.) op voor het gehoor waarneembarewijze : mijn hart klopte hoorbaar.

< >