Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

SOLIDE

betekenis & definitie

(<Fr.), bn. bw. (-r, soliedst),

1. vast, hecht, stevig, duurzaam: dat huis is solide, het is solide gebouwd; deze stof is zeer solide;
2. degelijk, ordelijk: solide te werk gaan; solide leven, ernstig, zonder uitspattingen; zijn solide aard;
3. (kooph.) te vertrouwen, kredietwaardig, goed voor het geld: een solied huis; solide wissels, wissels op welker betaling men rekenen kan.

< >