(slonk, is geslonken),
1. minder worden in massa of omvang : de buil begint te slinken; inkrimpen: bij het koken slinkt dit vlees erg; het hout is geslonken; mijn beurs is aardig geslonken, ik heb vrijwat geld uitgegeven; de voorraad begint te slinken;
2. minder worden in kracht: het slinken van zijn overwicht; slinkende krachten;
3. minder worden in getal of hoeveelheid: het getal der bioscoopbezoekers is erg geslonken.