Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Sirih

betekenis & definitie

(Mal.), m.,

1. naam van bep. soorten van het geslacht Piper, inz. P. betle, de betelplant.
2. genotmiddel, door de bewoners van de Oostindische Archipel veel gebezigd (gekauwd), bestaande uit met kalk ingesmeerde betelbladeren, een stukje pinang of arekanoot en gambir.

< >