(draafde rond, heeft en is rondgedraafd),
1. draven langs de omtrek van een aangewezen ruimte, in een draf er omheen snellen : het paard heeft driemaal de manege rondgedraafd;
2. draven in alle richtingen binnen de aangewezen ruimte, die dravend in alle richtingen doorkruisen : wij hebben de hele stad rondgedraafd om sinaasappelen te krijgen;
3. her- en derwaarts draven, zonder bepaald doel in verschillende richtingen draven: de jongens hebben in de tuin rondgedraafd.