I. (snelde, is gesneld),
1. zich vlug en haastig voortbewegen; vliegen, jagen: iemand tegemoet, ter hulp snellen ;
2. zich zeer snel begeven : zij snelden er heen.
II. (snelde, heeft gesneld), (<Hd.), in de uitdr. koppen snellen, het afslaan en als zegeteken meenemen van de hoofden van vijanden; vgl. koppensneller.