Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Ril, geul

betekenis & definitie

v. (-len),

1. (gew.) natuurlijke waterloop, wetering ; inz. in de kweldergronden ;
2. (gew.) geul door de regen in een losse bodem gemaakt;
3. (gew.) loopgraaf van een mol, mollerit;
4. (gew.) groeve, vore ; gleuf in de aarde, door de radkrans van een spoor- of tramwiel ingesneden ;
5. (sterr.) elk der lange y smalle groeven, aan de maanoppervlakte waargenomen :
6. (gew.) rug tussen twee voren ; — (gew.) hoogte in het wagenspoor;
7. (gew.) strook grond langs verveend land.

< >