Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Regaal

betekenis & definitie

I. o., (vero., Zuidn.) realgar, rattenkruit; zegsw.: zo bitter als regaal.

II. (<Lat.),

I. bn., koninklijk;

II. zn. o. (regalen),

1. gastmaal, smulpartij;
2. (vero.) orgelregister met tongwerk; — (ook) klein draagbaar orgel met slechts tongwerken;
3. (veroud.) (mv.) stukgoederen, niet tot de lading van een schip behorende;
4. grote drukletter;
5. zie Regalia.

< >