Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Plek

betekenis & definitie

v. (-ken),

1. (Zuidn.) vlek, klad;
2. klein gedeelte van de oppervlakte van iets dat anders van kleur of uiterlijk is dan de oppervlakte er om heen: een natte plek in een gordijn; hij krijgt al kale plekken op het hoofd; blauwe plekken op de arm; rode plekken in ’t gezicht;
3. plaats, punt, zekere uitgestrektheid gronds : een plek grond, land, water; het is hier een mooie plek; een uitstekend plekje om een villa op te bouwen;
4. (gew., inz. Zuidn.) ruimte die een persoon of een zaak inneemt: plek maken, plaats maken;
5. punt, plaats waar iets of iem. zich bevindt: het boek lag nog op dezelfde plek; — (gew.) in plek van, ook alleen plek(ke), in plaats van.

< >