Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Peiling

betekenis & definitie

v. (-en),

1. het onderzoeken van diepte van iets: de peiling van het vaarwater, vati een wonde;
2. het nagaan van de hoogtestand van het water in een schip, een stoomketel enz.;
3. het op peil brengen van de waterstand: de molenaars moeten acht geven op de peiling van het boezemwater;
4. waarneming van de kompasstreek waarin men iets aanschouwt: peiling nemen, iets in de peiling nemen; — peiling op de breedte, op de lengte', — (oneig.) iets of iem. in de peiling hebben, krijgen, in het oog krijgen, bemerken :
5. het peilen in de bet. 6. : peiling van een vliegtuig :
6. het peilen in de bet. 7.

< >