I. (wriemelde om, heeft omgewriemeld), her- en denvaarts wriemelen, aanhoudend zich heen en weder bewegen: duizenden van mieren wriemelden op de grond om; van de toren zag hij neder opeen onmriemelende schare;
II. (omwriemelde, heeft omwriemeld), wriemelend omgeven: wij zagen uit de verte een onafzienbare volksmenigte de stoet omwriemelen.