m. mv.,
1. de personen die om een aangewezen punt (land, stad, dorp enz.) heen wonen, de er om heen gevestigde bewoners: de omwoners van Nederland;
2. (aardrk.) bewoners van een punt van de aardbol dat op dezelfde breedte ligt als dat waarvan gesproken wordt, doch op tegenovergestelde lengte, d.i. 180° er van verwijderd: terwijl het bij de Nederlanders middag is, hebben hun omwoners middernacht.