bn.,
1. in een kring om iets heen staande, rondom staande: vele der omstaande burgers hadden hun zwaarden getrokken; de omstaande huizen;
2. het ommestaande, hetgeen staat op de ommekant, de keerzijde: zo ge het ommestaande (niet: het omstaande) hebt gelezen, zult ge de zaak wel beter begrijpen; zie het ommestaande, aanwijzing, onder aan een bladzijde om te kennen te geven dat de lezer ook de keerzijde moet bezien, waar nog iets geschreven staat.