(holde om, heeft en is omgehold),
1. om iets heen hollen: de paarden holden de markt om;
2. her- en derwaarts hollen, in ’t wilde rondhollen: zie die paarden eens in de weide omhollen;
3. doen omvallen door er tegen aan te hollen: die woeste paarden hebben een lantaarnpaal omgehold.