(gleed om, is en heeft omgegleden),
1. glijdend omdraaien, omlopen: de wijzer glijdt bijna onmerkbaar om;
2. ongemerkt omlopen, allengs voorbijgaan : het leven glijdt om;
3. uitglijden en omvallen : de vloer was zo glad, dat hij bijna was omgegleden ;
4. doen omvallen door er tegen aan te glijden.