m. (-s, -en),
1. door verdichting zichtbaar geworden waterdamp in de lucht, inz. die ’s avonds ontstaat boven sloten, lage landen enz.: alleen wanneer de dampkring in rust is, kunnen zich des avonds nevels vormen ; de berg was in nevelen gehuld; er hing een dichte nevel over de stad; er komt een nevel op ; — ook zichtbare damp van andere vloeistoffen: een kunstmatige nevel;
2. droge nevel, veenrook;
3. (fig.) sluier, iets dat iets anders bedekt, verbergt, voor ons onzichtbaar maakt: wie kan de dichte nevel verdrijven, die voor ons de toekomst verbergt? ; zij zag door de nevel harer tranen hem aan ; de nevelen van het bijgeloof;
4. (fig.) iets dat het gemoedsleven verduistert: in nevelen van smart.