Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Neerlopen

betekenis & definitie

(liep neer, heeft en is neergelopen),

1. naar beneden vloeien: het ivater loopt langs de muren van de kelder neer;
2. een benedenwaartse richting hebben: zijn mond sluit zich in neerlopende hoeken;
3. van personen, in de verbinding op- en neerlopen, heen en weer lopen.

< >