Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Maagdeluk

betekenis & definitie

bn. bw.,

1. van of als een maagd: de maagdelijke staat, ongehuwde staat, ook der R.-K. priesters;
2. nog maagd zijnd;
3. (fig.) ongerept,

rein, zuiver: maagdelijke wouden; maagdelijke sneeuw, vers gevallen;

4. blank, teer: een maagdelijke glans.

< >