Gr. Ia'soon, zoon van Ae'son (Gr. Ai'soon), uit Iolcus, een stad in Thessalië. Zijn oom Pelias had zijn vader van de troon gestoten ; hij zelf was in Chiron opgevoed, vanwaar hij naar Iolcus terugkeerde en de heerschappij opeiste.
Pelias beloofde die te zullen teruggeven, als lason het Gulden Vlies haalde. Op raad van Athene bouwt hij het schip Argo en onderneemt met de bloem der Griekse helden de tocht naar Colchis ; met behulp van Medea (zie ald.) bemachtigt hij het Vlies en keert terug naar Iolcus, doodt, eveneens met Medea’s hulp, Pelias en trekt, na de regering aan Acastus overgelaten te hebben, naar Corinthe. Later vat hij liefde op voor Creü'sa, dochter van Creon en verstoot Medea (Ovid., Met. 7,1 vg.).