Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Kruim

betekenis & definitie

v. en o. (-en),

1. (thans meest in verkleinv.)kruimel;
2. het zachte binnenste van het brood ;(vand.)
3. (meest Zuidn.) het fijnste, beste deel van iets ; — pit, verstand: daar steekt kruim in;
4. droge, korrelige substantie -waarin aardappelen na koken ten dele of geheel overgaan: de aardappels zijn tot kruim gekookt.

< >