(zoog in, heeft ingezogen),
1. met de adem naar binnen zuigen, door inademen in zich opnemen: frisse lucht, de rook van een sigaar inzuigen;
2. met de mond zuigend in zich opnemen (een vloeistof); — (lig.) iets met de moedermelk ingezogen hebben, er van zijn prille jeugd af mee vertrouwd zijn; — in ’t alg. van begrippen : ze in zich opnemen;
3. opslurpen, door capillaire werking in zich opnemen: de spons zuigt het water in-, — 4. (onoverg.) van gietwerk : geulvormig inzinken.