(stiet, stootte in, heeft ingestoten),
1. door stoten doen indringen :
2. naar binnen stoten, duwen : zij stieten hem de kamer in;
3. (Zuidn.) al stotende, op min of meer zonderlinge wijze binnenkomen : 't was al over twaalven, toen hij kwam ingestoten;
4. door stoten breken : hij heeft een glasruit ingestoten ; het schip is met ingestoten boeg de haven ingelopen;
5. (viss.) van netten : ze door het insteken van de reep ,voor het gebruik gereed maken;
6. stotende aanstormen : met de degen op de vijand instoten.