Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

In, voorzetsel

betekenis & definitie

I. vz.,

1. van plaats : om een zich bevinden, zich bewegen of een komen binnen een besloten ruimte, een stof of een stoffelijke uitgestrektheid aan te duiden ; hij is in huis ; hij woont in de stad.; zij stond in de deur; er ligt een ton in het water ; duizenden insecten dansten in de zoele lentelucht; in iets wroeten; zij gaat in een klooster; de bliksem sloeg in de toren; — zonder lidw.: in Europa ; hij lag in bed; het schip steekt in zee, is in volle zee; — voor de namen van uithangtekens: In De Vergulde Turk, in het huis waarvoor deze uithangt;

men zit in een leunstoel, maar op een gewone stoel (zonder zijleuningen); — in het licht staan, het licht voor iem. anders onderscheppen; — m. betr. tot een geschrift; in de krant, daar geschreven, bekend gemaakt; met betr. tot het lichaam : pijn in de buik hebben ; (oneig.) iets in de zin, in het hoofd hebben (zie voorts bij Hebben); in zichzelf, zo dat anderen het niet horen;

2. ter aanduiding van een omhulsel enz.: in het zwart gekleed ; in nevelen gehuld; — in de rouw ;
3. ter aanduiding van een richting: in de hoogte kijken, naar boven; in een boom klimmen, er tegen opklimmen (om er in, er boven op te komen); — in de wind, tegen de wind, naar de kant vanwaar hij komt; — tot aanwijzing van het deel waar iem. getroffen wordt: iem. in het gezicht slaan ; een kogel in het hoofd krijgen ; — (oneig.) in lachen uitbarsten ;
4. ter uitdrukking van een toestand waarin iem. of iets is, of een wijze van zijn of van doen : in arren moede handelen ; in vrede leven ; in de boosheid wandelen ; in zijn hum, in goede luim zijn, goed gehumeurd zijn ; (Zuidn.) hij is in zijn goeien, kwaden, viezen, hij is goed, slecht, raar gezind; — de stad was in rep en roer; de bomen staan in bloei; hij is in de war ; in ’t geheim; in ’t openbaar enz. (zie de hoofdwoorden); — ook van het ontstaan van een nieuwe toestand : in vervulling gaan; inz. ter aanduiding van de vorm die aan iets gegeven wordt of de gestalte waaronder het zich vertoont: in tweeën delen; iets in (aan) flarden scheuren; in (aan) stukken breken ; ter uitdrukking van de zaak met betrekking waartoe of ten 5. opzichte waarvan een werking plaats heeft of een toestand bestaat: zich in iets van iem. onderscheiden : hij is breed in de schouders ; hij handelt in koffie, in ijzer ; hij werkt in goud ; hij steunt hem in zijn streven ; berusten in zijn lot; hij is zijn gelijke in kracht, zijn meerdere in rang ; hij is hem in kennis vooruit; hij is ver in het Latijn ; in iemands gedachten, ogen, volgens, naar; — ook ter uitdrukking van het middel waardoor, of de vorm waaronder iets is of geschiedt: in goud betalen; in olie schilderen; in gelijkenissen spreken ; in geschrifte;
6. ter uitdrukking van een gelijktijdige handeling, bij: in het lopen viel hij ; in’t verhalen haperde hij wel eens;
7. bij bep. van maat of hoeveelheid: een rad van twee meter in omtrek; in groten getale; — ter aanduiding van een grens of grenzen: in drie zetten, zo dat er drie nodig zijn en niet meer ; — in de twintig, meer dan twintig (maar minder dan dertig); hij is diep in de zeventig;

voorafgegaan door tol om aan te duiden dat de werking of beweging daar ophoudt: tot in het binnenste ; tot in het oneindige;

8. (in de taal des geloofs) ter aanduiding van geestelijke eenheid of gemeenschap : vrede zij u allen die in Christo Jesu zijt (1 Petr. 5 : 14) ; in den Heer ontslapen;
9. van tijd:
1°. om een geschieden op zeker tijdstip binnen de genoemde tijdruimte uit te drukken: in de kerstweek; in de zomer ; in de nacht van 1 Augustus 1759 (vgl. op de dag van de slag van Waterloo); zij blijven bijeen tot diep in de nacht (vgl. laat op de dag);
2°. gedurende al de genoemde tijd: driemaal in de week; hij verdient veertig gulden in de week;
3°. binnen het verloop van de genoemde tijdruimte : in een half uur kan hij terug zijn ;

(overdr.) in een handomdraaien), binnen de tijd die daarvoor nodig is; in een wip ;

4°. op het tijdstip dat de bep. omschrijft: in den beginne;

II. bw.,

1. van richting: hij liep het huis in, naar binnen; ik ben er in, binnen; — in en uit, beurtelings naar binnen en naar buiten: in en uit lopen; deur in, deur uit; — (van tijd) dag in, dag uit, alle dagen, onafgebroken ; — (Zuidn.) eventjes heen en weer; in en uit klappen, onzin vertellen; — (w. g.) met iem. in en uit zijn, grote vrienden met hem zijn; — dat wil er bij mij niet in, dat kan ik niet geloven; — als versterking van tegen : tegen de wind in ; tegen alle gewoonte in;
2. van plaats : tussen twee huizen in ;
3. van toestand : er in zijn, binnen, in huis of thuis zijn; — hij is er in, er ingeloot; — heb je de poeder al in? ingenomen ; (Zuidn.) de oogst, de tarwe is in, binnengehaald ; — er in zijn, op dreef zijn, geheel opgaan in ; (Zuidn.) er bij, er aan zijn (bij het spel b.v.). In vormt met ww. scheidbare samenst. (klemt, op in-) en betekent dan o.a.:
1°. binnenwaarts, naar binnen: inademen, influisteren ;
2°. verbreking : induwen, inslaan;
3°. bezwijking : inzakken;
4°. kleiner worden : inbakken, inkrimpen;
5°. kleiner maken: inkorten', (een afstand) inrijden, inroeien enz.;
6°. omgeven met: indijken, inzepen;

In samenstellingen met bn. en bw. doet het de dienst van versterkend partikel met de bet.: tot in het binnenste toe, geheel en al, in hoge mate: inkoud, ingierig enz.

II.IN (Lat.), vz., in: in abstracto, in het afgetrokkene, op zichzelf beschouwd; — in blanco of blanco, wit, onbeschreven, oningevuld; — in aeternum, voor eeuwig;

in bonis, er warmpjes inzittend, gegoed ; — in calculo, in de berekening, in getal; — in casu, in het onderhavige geval, in deze zaak ; — in cauda venenum, het vergif zit in de staart (in de laatste woorden); — in causa, in de (rechts)zaak; — in concreto, in een bepaald geval, in werkelijkheid; — in confesso, erkend, tussen partijen vaststaande; — in corpore, gezamenlijk; — in culpa, strafbaar, schuldig; — in curia, op het raadhuis, voor het gerecht; — in deposito, in bewaring; — in dorso, op de keerzijde, op de rug (van wissels enz.); in dubio, in twijfel; in een twijfelachtig geval: in dubiis abstine: doe geen uitspraak als het geval twijfelachtig is; — in duodecimo, boekformaat van 24 bladzijden per vel; — in duplo, dubbel, in twee afschriften; in effigie, in beeltenis: in effigie verbranden; — in extenso, volledig, uitvoerig ; — in extremis, op het uiterste, op sterven (liggend); — in facto, inderdaad, daadwerkelijk ; — in favorem, ten gunste ; — in fidem, ter bevestiging, ter waarborg; — in flagranti of delicto facto, op heter daad; — in folio, zie Folio;in forma, in de (behoorlijke) vorm; — in honorem, ter ete, uit achting;

in ipso termino, op de vastgestelde dag; — in jure, in rechte, wat het recht betreft; — in loco, op de plaats, ter plaatse; — in majorem (Dei) gloriam, tot meerdere ere (Gods); — in mandatis, in last, als bevel; — in margine, op de rand of kant (van een blad); — in memoriam, ter herinnering; — in natura, zie Natura; — in nomine, in naam : in nomine Dei, in de naam Gods ; in nostri casu, in ons (tegenwoordig) geval; — in obscuri, in het verborgen, ongemerkt; — in octavo, boekformaat van 8 bladen of 16 bladzijden per vel;

in optima forma, in de volle vorm, volkomen ; — in origvnali, in het oorspronkelijke schrift, in handschrift; in pace, in vrede; — in parenthesi, tussen haakjes, tussenbeide, terloops; — in perpetuum, voor altijd; in petto, zie Petto;in plano, (drukk.) het blad in zijn geheel, ongevouwen; op losse vellen; — in pleno, in volle vergadering; — in pontificalibus, in feesttooi, in priesterlijke ambtskleding ; — in praxi, in de practijk ; in puris naturalibus, geheel naakt; — in guarto, zie Quarto ; — in saldo, nog schuldig ; — in sedccimo, boekformaat van 16 bladen of 32 bladzijden per vel; — in situ, ter plaatse, in de oorspr. toestand ; — in solidum, voor het geheel (b.v. borg blijven, in de kosten veroordeeld worden); — in solutum, in contanten; — in spe, in hoop ; toekomstig ; — in statu quo, in de tegenwoordige toestand ; — in summa, in het geheel, te zamen genomen ; in suspenso, in twijfel, niet uitgemaakt, hangende; in terminis, met zoveel woorden; — in termino, op de bepaalde dag of termijn; — in thesi (generali), in het algemeen; — in triplo, in drievoudig afschrift; — in usu, gewoon; in gebruik; — in usum, ten gebruike ; in usum Delphini, voor de jeugd, gecastigeerd; — in vicem, 'svederkerig, onderling ; — in vina veritas, in de wijn ligt de waarheid; — in vitro, in het glas, bij het experiment; — in vivo, in het levende organisme; — in voce, (bij aanhalingen uit een alfabetisch ingericht boek) op het (betrokken) woord.

< >