Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hoveling

betekenis & definitie

m. (-en), iem. die aan het hof verkeert, die tot de omgeving van de vorst behoort: de zaal was vol hovelingen, die 's vorsten komst verbeidden; vaak met ongunstige bijbetekenis en vand. ook oneig. voor: vleier, kruiper: gedienstige hovelingen brachten hem alles aan.

< >