Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Hoven

betekenis & definitie

(hoofde, heeft gehoofd),

1. feestvieren, eten, alleen nog in de (gew.) zegsw.: waar geen brood is, is ’t kwaad hoven; — 2. een onderkomen verschaffen, alleen nog in de uitdr. iemand huizen en hoven, zijn huis voor hem openstellen, hem gastvrij ontvangen;
3. (veroud.) hoffelijk, galant zijn;
4. (Zuidn.) de oogst van de akker naar huis voeren: zij gaan morgen hoven; is de tarwe reeds gehooid?

< >