Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie W
- Wisselpaard
- Wisselpari
- Wisselpariteit
- Wisselpersoneel
- Wisselplaats
- Wisselportefeuille
- Wisselprijs
- Wisselprotest
- Wisselprovisie
- Wisselrad
- Wisselrecht
- Wisselrekening
- Wisselruiter
- Wisselruiterij
- Wisselschuld
- Wisselseinblad
- Wisselsignaal
- Wisselslof
- Wisselspanning
- Wisselspoor
- Wisselstand
- Wisselstijl
- Wisselstraat
- Wisselstroom
- Wisselstroomgenerator
- Wisselstroomlamp
- Wisselstroommachine
- Wisselstroommotor
- Wisselstroomnet
- Wisselstroomteller
- Wisselstroomtoestel
- Wisselstroomversterker
- Wisselstuk
- Wisseltand
- Wisseltje
- Wisseltong
- Wisseltruc
- Wisselusantien
- Wisselval
- Wisselvallig
- Wisselvalligheid
- Wisselwaarde
- Wisselwachter
- Wisselwachtershuisje
- Wisselwerking
- Wisselwind
- Wisselwinst
- Wisselzaak
- Wisselzegel
- Wisselzicht
- Wisselzin
- Wissen
- Wisser
- Wissewasje
- Wit
- Wit, doel
- Wit, rede
- Wit.werkerskast
- Witachtig
- Witbaard
- Witbandkruisbek
- Witbestoven
- Witbevroren
- Witbier
- Witblad
- Witblik
- Witbloedig
- Witbloemig
- Witblond
- Witboek
- Witboksen
- Witbol
- Witbont
- Witboom
- Witboring
- Witborstel
- Witbuikje
- Witeend
- Witgatje
- Witgedast
- Witgehalsd
- Witgehandschoend
- Witgeld
- Witgepleisterd
- Witglas
- Witgloeiend
- Witgoud
- With a bare bodkin
- Witharig
- Witharigheid
- Witheer
- Witheet
- Witheid
- Withert
- Withoen
- Without
- Withouten
- Witje
- Witjes
- Witkalk
