Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie H
- Handplaat
- Handpomp
- Handrasp
- Handreiken
- Handreiking
- Handreling
- Handrem
- Handroer
- Handrol
- Handrug
- Handrust
- Hands off
- Hands up
- Handschaaf
- Handschaar
- Handscherm
- Handschoen
- Handschoenendoos
- Handschoenengeld
- Handschoenknoopje
- Handschoenle(d)er
- Handschoenpoeder
- Handschoenrekker
- Handschoentje
- Handschoenvinger
- Handschoenwinkel
- Handschol
- Handschoon
- Handschrift
- Handschriftencatalogus
- Handschriftenkamer
- Handschriftenkunde
- Handschroef
- Handschrqbber
- Handslag
- Handslede
- Handsloop
- Handsmeer
- Handspaak
- Handspade
- Handspel
- Handspiegel
- Handspier
- Handspinnen
- Handspletig
- Handspraak
- Handspuit
- Handsteen
- Handsteun
- Handstoel
- Handstoffer
- Handstok
- Handstrekker
- Handsvol
- Handtas
- Handtast
- Handtastelijk
- Handtastelijkheid
- Handteken
- Handtekenen
- Handtekening
- Handteugel
- Handvaardigheid
- Handvast
- Handvat
- Handvatsel
- Handveger
- Handveredeling
- Handvergulden
- Handvest
- Handvijs
- Handvleugeligen
- Handvogel
- Handvol
- Handvorm
- Handvormig
- Handvuurscherm
- Handvuurwapen
- Handwagen
- Handwals
- Handwater
- Handweefgetouw
- Handwerk
- Handwerken
- Handwerker
- Handwerksgezel
- Handwerksman
- Handwerksnijverheid
- Handwerksstand
- Handwerkster
- Handwerkwinkel
- Handweven
- Handwever
- Handweverij
- Handwiel
- Handwijzer
- Handwoordenboek
- Handwortel
- Handwortelbeenderen
- Handwuif