Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie D
- Dic cur hic
- Dicenda tacenda
- Dicere quae puduit, scribere jussit amor
- Dichogamie
- Dichotomie
- Dichotomisch
- Dichroscoop
- Dicht
- Dichtader
- Dichtbevolkt
- Dichtbewoond
- Dichtbezet
- Dichtbij
- Dichtbinden
- Dichtbundel
- Dichtdoen
- Dichtdraaien
- Dichten
- Dichter
- Dichter sein heisst magier sein des wortes
- Dichteres
- Dichterij
- Dichterlijk
- Dichterschaar
- Dichterschool
- Dichterstoet
- Dichterziel
- Dichtgave
- Dichtgeest
- Dichtgenootschap
- Dichtgooien
- Dichtheid
- Dichting
- Dichtklappen
- Dichtknijpen
- Dichtknopen
- Dichtkunde
- Dichtkundig
- Dichtkunst
- Dichtlakken
- Dichtlievend
- Dichtluim
- Dichtlust
- Dichtmaat
- Dichtmaken
- Dichtnaaien
- Dichtregel
- Dichtreven
- Dichtslaan
- Dichtslempen
- Dichtslibben
- Dichtsluiten
- Dichtsoort
- Dichtspijkeren
- Dichtstijl
- Dichtstuk
- Dichttafereel
- Dichttrant
- Dichtung und wahrheit
- Dichtvallen
- Dichtvorm
- Dichtvuur
- Dichtwerk
- Dichtzitten
- Dici beatus ante obitum
- Dicis causa (gratia)
- Dickey seat
- Diclinisch
- Dicotyledonen
- Dicta docta pro datis
- Dictaat
- Dictaatboekje
- Dictaatcahier
- Dictaatschrift
- Dictaatschrijver
- Dictafoon
- Dictatenhandel
- Dictatenstudie
- Dictator
- Dictatoriaaltorisch
- Dictatorschap
- Dictatuur
- Dictee
- Dicteermach ine
- Dicteren
- Dictie
- Dictionnaire
- Dictum
- Dictum sapienti sat est, zie
- Dictum, factum
- Dictys
- Didacticus
- Didactiek
- Didactisch
- Dido
- Die
- Die allzuschwere erdenrest
- Die axt im haus erspart den zimmermann
- Die bäume wachsen nicht in den himmel hinein
- Die beste frau ist die, von der man am wenigsten spricht
