Definities van Groot woordenboek der Nederlandse taal in de Ensie B
- Benoembaarheid
- Benoemen
- Benoeming
- Benoemingsbrief
- Benoorden
- Benschen
- Bent
- Bent(e)bos
- Bent(e)pol
- Benteng
- Bentgeest
- Bentgenoot
- Bentgras
- Benthelmersteen
- Benul
- Benummeren
- Benutten
- Benuttigen
- Benutze redlich deine zeit! willst was begreifen, such’s nicht weit
- Benzaldehyd
- Benzine
- Benzinedamp
- Benzinedepot
- Benzinedruk
- Benzinedrukmeter
- Benzinefilter
- Benzinehouder
- Benzinehuis
- Benzinelamp
- Benzineleiding
- Benzinelucht
- Benzinemeter
- Benzinemotor
- Benzineontploffing
- Benzineopslagplaats
- Benzinepomp
- Benzinereservoir
- Benzinestank
- Benzinevat
- Benzinevoorraad
- Benzoë
- Benzoëbalsem
- Benzoëbloemen
- Benzoëboom
- Benzoëhars
- Benzoëtinctuur
- Benzoëzuur
- Benzol
- Benzopurperine
- Beo
- Beoefenaar
- Beoefenaarster
- Beoefenen
- Beoefening
- Beogen
- Beoging
- Beoliën
- Beoordeelster
- Beoordelaar
- Beoordelen
- Beoordeler
- Beoordeling
- Beoordelingslijst
- Beoorlogen
- Beoorloging
- Beoosten
- Beor
- Beotiër
- Beotisch
- Bepaalbaar
- Bepaalbaarheid
- Bepaald
- Bepaaldelijk
- Bepaaldheid
- Bepakken
- Bepakking
- Bepalen
- Bepalend
- Bepaling
- Bepalingaankondigend
- Bepalinkje
- Bepantseren
- Beparelen
- Bepeinzen
- Bepeinzing
- Bepekken
- Bepekking
- Beperken
- Beperking
- Beperkt
- Beperktheid
- Bepikken
- Bepimpeld
- Bepinnen
- Bepissen
- Beplaasteren
- Beplakken
- Beplakking
- Beplaksel
- Beplanken