Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Doosvrucht

betekenis & definitie

v. (-en), (plantk.) enkelvoudige, droge, openspringende vrucht waarvan de delen aan de plant blijven zitten, zoals de peul, de hauw, de kokervrucht en de doosvrucht in engere zin : de doosvrucht der papavers springt met poriën open ; hokverdelende en schotverdelende doosvruchten.

< >