bw.,
1. aan de buitenzijde om iets heen, niet binnen- of tussendoor: hij moet buitenom gaan; (scherts.) buitenom is het kermis, gezegd wanneer men iem. niet kan of wil doorlaten ; — van buitenom, niet rechtstreeks, van de buitenwacht;
2. (gew.) aan de buitenkant van een plaats : hij woont buitenom.