Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afzending

betekenis & definitie

v., het afzenden : de afzending van een afgevaardigde, van goederen, brieven enz.

AFZENGEN, (zengde af, heeft afgezengd),

1. door schroeihitte afblakeren, afschroeien: veren van een vogel, haar van een huid afzengen ; ook : iem. de haren afzengen ;
2. van stoppels enz. ontdoen, door die er af te branden : geplukte eendvogels, hoenders enz. afzengen ; — fig. : afgezengde velden, door de brandende zonnehitte verschroeid en kaal geworden; ook : platgebrand.

< >