(wroette af, heeft en is afgewroet),
1. door wroeten en woelen losmaken en verwijderen van de plaats waar het zich bevindt: de mol heeft al de aarde van de wortels afgewroet;
2. (w. g.) zich afwroeten, zich afmatten, uitputten door langdurig wroeten in allerlei beuzelingen: ik heb geen lust mij op dat verdrietige werk langer af te wroeten.