(wroette, heeft gewroet),
1. woelende, zoekende graven in de grond of in andere losse stof: in de grond, in een hoop stro wroeten ; de kinderen wroeten graag in het zand ; — (fig.) in eigen ingewand wroeten, zijn gemoed doorwoelen; — in iets wroeten, het doorwoelen, met de bijgedachte van onfrisheid of ongezondheid; — (oneig.) tobben en wroeten om aan de kost te komen, zwaar werken, ploeteren, zich afsloven;
2. door graven als onder 1. in zekere toestand brengen of doen 'ontstaan : de mollen hebben hier alles ondersteboven gewroet; een gat in de grond wroeten.