Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Afsnellen

betekenis & definitie

(snelde af, is en heeft afgesneld),

1. zich met snelheid verwijderen, ijlings wegspoeden: de kamer af snellen ;
2. op iem. of iets afsnellen, recht op iem. of iets toesnellen, zich ijlings daarheen spoeden: met een kreet van blijdschap snelde de vreemdeling op hem af;
3. van een hoger gelegen plaats naar een lagere snellen : van een heuvel, van een hoogte af snellen ; ook de berg, de heuvel, de helling af snellen;
4. snel naar beneden stromen : langs die kanalen snelt het bruisend water af;
5. een afstand ten einde toe met snelle vaart doorlopen, ijlings afleggen : binnen het uur snelden de ruiters de hele straatweg af.

< >