Afsnellen
(snelde af, is en heeft afgesneld), 1. zich met snelheid verwijderen, ijlings wegspoeden: de kamer af snellen ; 2. op iem. of iets afsnellen, recht op iem. of iets toesnellen, zich ijlings daarheen spoeden: met een kreet van blijdschap snelde de vreemdeling op hem af; 3. van een hoger gelegen plaats naar een lagere snel...