o.,
1. de helling van een vlak (of waaronder men het plaatst), waarlangs water afloopt of moet a lopen : men heeft aan het plat geen voldoend afschot gegeven, zodat het water er op blijft staan ; de riolen moeten een beter afschot hebben, een beter afvloeivermogen ;
2. inz. in de waterbouwk.: de helling der schoepen van een scheprad, de hoek die zij met de straal van het rad maken.