Groot woordenboek der Nederlandse taal

Van Dale Uitgevers (1950)

Gepubliceerd op 01-01-2021

Aanspannen

betekenis & definitie

(spande aan, heeft en is aangespannen),

1. van trekdier n : ze in het gareel brengen en vastmaken aan een voertuig, een ploeg enz. ; ook absol.: voerman, span aan!
2. van voertuigen enz. : de wagen, de slede, de ploeg, de egge aanspannen, vastmaken aan de paarden ;
3. (techn., b.v. bij draaib.) een voorwerp aan de spil der draaibank bevestigen;
4. (w. g.) zich aanspannen, zich aan het werk zetten, aan de gang gaan;
5. goed aangespannen zijn, goede middelen bezitten om te rijden, (bij uitbr.) voorzien zijn van hetgeen voor zeker bepaald doel nodig is (gewoonlijk zegt men ingespannen);
6. sterker spannen (snaren, touwen, riemen, veren); span de quint wat aan!
7. (veroud. en Zuidn.) met iemand aanspannen, samenspannen, zich verenigen;
8. een proces aanspannen, beginnen, aanhangig maken.

< >