Scheutig betekent: royaal, onbekrompen in het verstrekken van geld. Het is een afleiding van het zelfstandig naamwoord scheut, dat verwant is met het werkwoord schieten.
Schieten heeft vanouds drie betekenissen: snel werpen, zich snel voortbewegen en snel uitgroeien. Van die laatste betekenis moet hier worden uitgegaan. Men kon vroeger het woord scheutig gebrui-ken van planten en ook van mensen in de betekenis: fors uitgegroeid, rijzig. Deze betekenissen komen in het hedendaagse Nederlands niet meer voor; men vindt ze evenwel bij Vondel herhaaldelijk. Hij spreekt van een scheutig jongeling en van scheutige bomen. De huidige zin van het woord is ontstaan door verkorting uit: scheutig van gelde of: scheutig ter beurze.