In de zegswijze: wat scheelt je? betekent schelen niets anders dan: ontbreken, mankeren. Men vraagt dus: wat ontbreekt er aan je gezondheid? Het antwoord moet niet luiden: ik scheel niets, maar: mij scheelt niets.
Men zegt immers ook: mij ontbreekt niets. De eigenlijke betekenis van schelen is: verschillen, afwijken. Het kan mij niet schelen is dus: het maakt voor mij geen verschil, het is voor mij om het even. In: het scheelt veel voor: er is een groot verschil, er ontbreekt veel aan, komt dat begrip ontbreken weer tevoorschijn.Met schelen zijn verwant de woorden verschil en geschil, waarvan het laatste heel dicht het begrip ruzie nadert. Onzeker is of scheel: loens ook tot de familie behoort.