Wij moeten ter verklaring van het woord potdoof uitgaan van potdicht, zo dicht als een pot. De redenering is dan dat men in het woorddeel poteen versterking is gaan zien, een woord dus dat betekende: heel erg.
Daarna kon men het ook als voorvoegsel voor een ander bijvoeglijk naamwoord gebruiken. Anderen menen dat men in het woord potdoof wel degelijk te maken heeft met een ijzeren of stenen pot. Een pot, zeggen zij, heeft twee oren, maar kan toch niet horen, is doof.Een heel ander woord is pot in de zegswijze: ergens een potje van maken: een zaak niet ernstig behandelen. Vroeger bestond een werkwoord potten: schertsen en wij kennen nog pots: grap, plagerij, vooral in potsenmaker. Een potje is dus: een spelletje.