Van aalmoes tot zwijntjesjager

Dr. E. Schröder (1980)

Gepubliceerd op 10-04-2020

Potig

betekenis & definitie

In het Noordhollands bestaat nog steeds het woord poot in de betekenis: hoofd en speciaal: voorhoofd. Ook in het 17e-eeuwse blijspel Warenar, waarin Amsterdams wordt gesproken, komt het woord in die betekenis voor.

Wil je dat ik je de poot insla? vraagt de vrek aan de kok. Het is verwant met pot: ketel, pan. Men spreekt immers ook van iemands hersenpan. Het Frans heeft tête uit Latijn testa: aarden pot. Van poot is afgeleid: potig dat dan ook eigenlijk betekent: hoofdig, koppig, eigenzinnig. Maar de huidige betekenis van potig is een geheel andere. Men verstaat onder potig immers: gespierd, krachtig, flink, stoer. Deze betekenisverandering is ontstaan doordat men in potig een afleiding zag van een ander woord poot, dat in gemeenzame taal heel gewoon is voor: hand. Men zegt: geef mede poot, of: hou je poten thuis. Ook in poot-aan spelen voor: de hand aan het werk slaan komt dit woord poot voor. Een potige vent is nu niet meer: iemand die koppig is, maar: iemand die poten aan zijn lijf heeft.

< >