Nuchter betekent: met een lege maag, niet gegeten of gedronken hebbend, maar ook: niet onder de invloed van alcohol, niet beneveld en vandaar in gunstige zin: kalm, welberaden, helder onderscheidend en in minder gunstige zin: zonder enige verbeeldingskracht, ontdaan van alle dichterlijkheid, onnozel zelfs. Nuchter is een woord waarvan de verklaring nogal wat moeilijkheden oplevert.
Vondel en Hooft gebruiken het woord soms zodanig dat men moet aannemen dat zij verwantschap aanwezig achtten tussen nuchter en uchtend. Vondel spreekt van de nuchtere morgendauw, Hooft van de nuchtere zon. Etymologisch echter hebben nuchter en uchtend niets met elkaar te maken, evenmin als nuchter en het Latijnse nocturnus dat: nachtelijk betekent. Wel kan met nuchter het Griekse werkwoord nèfo: ik ben nuchter, worden vergeleken maar voorts zijn buiten het Germaans geen familieleden aan te wijzen.