Het woord mijt komt voor in drie betekenissen, die op het oog niets met elkaar te maken hebben. Er is mijt: stapel hooi, mijt: klein muntje en mijt: insect.
Het laatste woord is afgeleid van het Latijnse werkwoord insecare: een snee in iets maken en betekent: knager, boorder. Dit is een goede naam voor de parasiet die in kaas zulke verwoestingen kan aanrichten. Het woordje mijt voor: muntje is geheel verouderd. Een mijt had vroeger de waarde van 1/24 groot en een groot is een halve stuiver. Een mijt is dus een onaanzienlijk bedragje en daaruit is te verklaren, dat het de naam kreeg van het kleine insect. Geen mijt betekent dan: geen zier. Een zier nu is precies hetzelfde als een mijt. Ook dit woord beduidt namelijk: insect (Frans ciron).Mijt voor stapel hooi of hout tenslotte is van een geheelandere familie. Het is een afleiding van het Latijnse woord meta dat: kegel, zuil betekent.