Dat liederlijk niets met lied te maken heeft is uit de betekenis wel duidelijk. Men verstaat er immers onder: losbandig, zedeloos, ontuchtig.
Het woord komt pas in de 18e eeuw voor en is wellicht uit het Duits overgenomen waar liederlich toen al oud was. De oudste betekenis in het Nederlands is: geweldig. Die komt alleen nog voor in de zegswijze: zich liederlijk vervelen. Dan gebruikt men het woord ook voor: slordig, onverzorgd. Bilderdijk noemt het rijm klein-zijn een liederlijk rijm (omdat volgens hem ei niet op ij mag rijmen). Voor de verklaring van het woord gaat men uit van het Oudhoogduitse liodar dat oorspronkelijk betekende: vrolijk, lustig, dan: zorgeloos, lichtvaardig en zo de betekenis: lichtzinnig kreeg met de nadruk op het seksuele, dus vooral: wulps, ontuchtig.