Uitheemsche geneeskunde termen

dr. H. Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 25-06-2020

Cartilágo

betekenis & definitie

mv. cartilagines, bijv. nw. cartilaginósus, kraakbeen. Cartilagines alares majores, grote neusvieugelkraakbeenderen.

Cartiiagines alares minores, kleine neusvleugelkraakbeenderen, drie kleine onregelmatige stukjes kraakbeen in het achterste gedeelte der beide neusvleugels. C. arytaenoidea, gietkankraakbeen achter het strottenhoofd, aan weerszijden boven de plaat van het ringkraakbeen. C. corniculata (Lat., gehoornd), klein elastisch kraakbeen aan de punt der C. arytaenoidea. C. cricoidea,ringkraakbeen van het strottenhoofd, onder het schildkraakbeen. C. cuneifórmis (cuneus, wig), wigvormig kraakbeen, aan weerszijden in de plica aryepiglottica. C. epactiles ( = C. sesamoidea nasi.

C. epiglóttica, het kraakbeen van het strotklepje. Cartiiagines interarytenoldeae, == C. sesamoideae. C. Jacobsoni, = C. voméro-nasalis. C. linguae, = septum linguae. C. meatus acústici externi, gootvormig kraakbeen, dat de voor- en benedenwand van de uitwendige gehoorgang vormt.

C. mucronata (mucro, een soort zwaard), = C. xiphoidea. C. nasi laterales, zijdelingse neuswandkraakbeenderen, dunne, driehoekige platen. C. quadrangularis, vierhoekig kraakbeen, het kraakbenige neustussenschot, C. San tori ni, = C. corniculata. C. septi nasi, kraakbeen van het tussenschot van de neus, tussen ploegschaarbeen en loodrechte plaat van het zeefbeen. Cartiiagines sesamoideae, sesam-kraakbeentjes, kleine stukjes kraakbeen in de stembanden.

C. sesamoideae nasi, 1 of 2 stukjes kraakbeen tussen C. nasi lateralis en C. alaris minor. C. thyreoidea, schildkraakbeen, vormt het voorste bovenste gedeelte van het strottenhoofd. C. triangularis nasi, driehoekig kraakbeen van de neus = C. nasi lateralis. C. triangularis carpi, id. van de handwortel, de kraakbeenschijf in het onderste gewricht tussen spaakbeen en ellepijp. Cartilagines tracheales, de van achteren geopende kraakbeenringen van de luchtpijp, 16—20 in getal. Cartilagines trlticeae (triticum, tarwe), tarwekraakbeentjes, kleine stukjes kr. in het lig. hyothyreoideum laterale.

C. tubae auditívae, kr. van de oortrompet (van Eustachius), die van de trommelnaar de keelholte loopt. C. voméro-nasalis, ploegschaarneuskr., kleine kraakbeenstrook, vlak boven de spina nasalis ant., ter weerszijden tegen het C. septinasalis aanliggend. C. Wrisbergi, = C. cuneifórmis.Carúncula (van caro, vlees), vleeswratje, gebezigd voor allerlei kleine vlezige verheffingen, soms ook polypen of omschreven zwellingen, waarin follikels, van het slijmvlies der vrouwelijke geslachtsdelen; vroeger de rode stukjes slijm in de ontlasting bij dysenterie (lotio carnea). Carunculae hymenaless. myrtifórmes, myrtekrans, wratachtige overblijfselen van het verwoeste maagdevlies. C. lacrimalis, traanheuvel, een hoopje druifvormige smeerklieren in de binnenste ooghoek, dat een kleine rode verhevenheid vormt in de halvemaanvormige plooi van het bindvlies. C. mammillaris, tepelvormig wratje = bulbus olfactorius. C. sublingualis, wratjes ter weerszijden van het tongtoompje, waarin de uitlozingsbuizen der glandula submaxillaris en sublingualis uitmonden. C. uréthrae (Baug ini), = colliculus seminalis.

< >