bn., bw., geringschattend m.b.t. negers( ) en Creolen( ): primitief, achterlijk; platvloers, vulgair. De dienst in de kerk: een zwarte voorganger in een lelijk wit pak... de vernegerde liederen en het profane feest daarna met rijdansen, troms ( ) en het offermaal voor de kabra ( ) (Roemer 1982:195).
Dooddoeners als: het Surinaams( ) is geen taal, of heeft geen spraakkunst zijn drogredenen die moesten dienen ter vervanging van het niet meer houdbare ‘doe niet zo vernegerd', en die ons nog in de oren naklinken (B. Ooft 1968: 18). - Etym.: Zie voor de gevoelswaarde: neger( ) (1).
- Syn. negerachtig( ).